Mijn naam is Teun Suijkerbuijk, zit momenteel midden in mijn veertigste levensjaar als Tullepetaon en kan dus spreken van een acceptabele ervaring op heet gebied van karreneval vieren in Tullepetaonestad.
Daarbij kan ik met grote trots melden dat ik een van de twee kleinzonen ben van Leo Suijkerbuijk, in het verleden de Grootste boer van Roosendaol. Toen nog Roosendaol want tot op dat moment wisten we niet beter..
Ik herken me als telg van Leo Suijkerbuijk goed in de karaktertrek niet zo goed te zijn met autoritair gedrag of alles wat daarmee te maken kan hebben, maar tevens in de karaktertrek en eigenschap om trots op te zijn dat we als ‘Suijkerbuijkjes’ de leut niet te serieus moeten nemen.
In tijden dat mijn opa als grootste boer door het leven ging binnen de Roosendaolse karreneval waren er al een aantal mensen die zich hadden aangesloten bij ‘de stichting’. Vol trots stonden de heren op rij met stuk voor stuk een mooie steek op hun hoofd. Een steek zoals iedereen hem kent met de karakteristieke vorm, nog steeds een gekend hoofddeksel binnen de karreneval.
Toen mijn opa ze zag staan kon zelfs mijn opa zich niet inhouden om toch maar ‘het beestje’ bij de naam te noemen. “Kek’t ze daor staon, stelleke Tullepetaonen”. Het edele beestje wat in de volksmond natuurlijk Parelhoender heet kreeg in Roosendaol de naam Tullepetaon.
In de tijd van de vele karreneval bals kreeg ieder bal een gepaste naam. Het Groote Boerenbal zou zijn eerste editie gaan beleven maar op verzoek van mijn opa is toen de naam gewijzigd. “Noem ‘t mar Tullepetaonenbal” de Tullepetaon was officieel geboren.
Omdat mijn ouders het ook al vanaf jonge leeftijd in zich hadden om het mooie jaarlijks terugkerende feest was het een vanzelfsprekendheid dat ze dat vol passie hebben doorgegeven aan mijn broer en mij. Als kleine brakskes mochten (lees moesten) we al mee. De otobussenrally, met het dweilbandje ‘Prut’ op pad, naar ‘t wit Rooske en nog een afzakkertje in café ‘t Pompke en dat allemaal onder het genot van een zakske chips en een colaatje. Van kiendsbeen af waren we dus al fanatieke Tullepetaonen.
Al jaren speel ik intussen samen met mijn broer bij Gere of nie. Ik zou het me niet kunnen voorstellen om dit niet meer te doen. Sterker nog ‘t jeukte bij mij nog meer. Nog meer doen met en voor de Roosendaolse karreneval. Iets wat ik nog nooit gedaan had was deelnemen aan ‘t Swaree. Dat moest toch nog wel een keer gebeuren.
Ik vond tevens in die periode dat wij als Tullepetaonen wel iets meer verdiende als alleen het werkwoord Karrenevalle, zoals de rest van Brabant en Limburg. Een eigen werkwoord wat beschrijft hoe bijzonder de Roosendaolse karreneval is en wat voor iedere Tullepetaon een eigen invulling kan hebben. Daarop bedacht ik het woord ‘Tullepteren’ een verbastering van Tullepetaon, het woord ooit bedacht en geïntroduceerd door mijn opa.
Het idee om eens mee te doen met het Swaree had ik intussen besproken met mijn goede maat en we zouden het gaan doen. Toen ik op een camping in Italië voor mijn tentje aan een welverdiende pint zat schoot het me te binnen, dit moest het worden. De combinatie van het introduceren van het woord Tullepeteren met een mooi nummer wat nog jarenlang geluisterd moest kunnen worden door veule Tullepetaonen. Het nummer ‘De stad Roosendaol’ kreeg in die periode daarna steeds meer vorm. De nodige uren, A-4 tjes, pinten, hoofdbrekers en leuke vondsten verder waren mijn vader en ik klaar met het schrijven. Mijn eerste deelname werd een feit.
Dat het woord Tullepeteren zo’n vlucht zou nemen had ik niet durven dromen. Het wordt intussen continu gebruikt en het komt zelfs al terug in officiële Tulleptaonse Karrenevals nummers.
Nog een detail, mijn Karrenevals naam, hoe moest ik in het programmaboekje bij het Swaree?
Vrij vanzelfsprekend kwam in de lijn van de gedachte de naam ‘Tullepeteun’ naar boven. Hoe mooi kunnen de puzzelstukjes van vroeger en nu op zijn plaats vallen….
Intussen zijn we al weer bezig om de 7e Tullepeteren CD in te vullen. Hier en daar vragen wie er nog iets leuks heeft omdat ik van mening ben dat dit een officieus Karrenevals cd-je moet zijn. Het woord Tullepeteren vult iedereen voor zichzelf in en is van iedereen. Daarom vind ik het belangrijk dat iedere muzikale creativiteit de mogelijkheid moet krijgen om het groot te verspreiden in Roosendaal.
Intussen doe ik samen met mijn vrouw mijn uiterste best om ook van onze kinderen ware Tullepetaonen te maken en ik mag van een succes spreken. Ik overdrijf niet dat er gedurende een heel jaar naar Karrenevals muziek gevraagd wordt in de korte en lange autoritjes..
Tot zo ver mijn ver’aol. Ik hoop dat jullie er iets aan hebben en zie jullie graag op 11-11 weer, iets waar ik naar uitkijk om weer met z’n alle te gaan Tullepeteren..
Met Tulletaonse groet ofwel Houdoe,
Tullepeteun
As oe ver’aol nie vor alle Tullepetaone waor bestemd, mar allenig vor de Poorterij van Tullepetaonestad, stuur dan een meel naor info@depoorters.nl