Het was 1957, enige dagen voor dat de vastentijd inging van 40 dagen. Ik was die avond in de oude Kring (de Schouwburg) in de foyer met de conciërge Bertus Heynen aan het biljarten, op het grote biljart wel te verstaan, want daar stond ook nog een klein biljart. Er was verder niemand en er was die avond ook geen uitvoering in de grote zaal. Wel was er in bovenzaal 1 een vergadering, zo bleek later. Want Pau Buijs kwam van boven en vertelde dat het bestuur van de R.K. Middenstands Vereniging op de laatste maandag voor de vastentijd in de grote benedenzaal van de schouwburg een carnavalsavond ging geven. Hij zei ook: ,,Daar hebben wij nog een prins carnaval voor nodig en misschien, Jan, is dat wel iets voor jou’’. Ik deed weer een stoot op het biljart, dacht na en zei toen: ,,Dat moet ik eerst aan mijn vader vragen’’. Want wij speelden kort voor de vasten in Noord Brabant vrijwel elke avond, om reden dat er in die vastentijd geen toneel mocht worden gespeeld in Noord Brabant. En ik had diverse rollen in de sketches en speelde ok nog een hoofdrol in een toneelstuk. Diezelfde avond heb ik mijn vader gebeld en ik vertelde hem alles over het gevraagde. Gelukkig was die maandagavond nog niet bezet en ik kon dus de rol in gaan vullen van prins op het eerste Middenstandsbal in de grote zaal van de Kring.
Maar het was al kort voor die avond kwam en ik moest nog een kostuum hebben. Toen ben ik gegaan naar mijn zus Riet die in de HGD-straat een zaak had in bruidsjurken en ook wat gelegenheidkleding voor heren zoals jacquets e.d., en ze verhuurde ook al een beetje carnavalskleding. Ik heb een pakje uitgezocht wat niet mooi was voor de rol van prins, maar ik moest het nemen. Er was niks anders en de tijd was te kort. Die avond was heel gezellig en mijn raad van elf (bestuursleden van de Middenstand) hadden ook allemaal dezelfde kleding aan en een strooien hoed op het hoofd. De avond is heel gezellig verlopen en ik werd aan het eind van die carnavalsavond nog aangesproken door dhr. Simons. Hij was van huis uit Limburger en in Roosendaal al enige jaren Vorst van de Limburgse vereniging, want die bestond toen al in Roosendaal. Hij zei: ,,Mijn compliment voor deze invulling deze avond als prins voor de Middenstand”. Ik heb hem toen geantwoord, dat het de eerste keer was, dat ik carnaval had meegemaakt.
Een jaar later werd ik weer gevraagd om de rol van Prins in te vullen op het Middenstandsbal. Toen had ik meer tijd en heb mijn zus een rokkostuum met cape laten bestellen bij de Jong-Kennis in Rotterdam, een zaak in gelegenheidskleding waar zij zaken mee deed. Er zijn nog foto’s van die avond in 1958 met mijzelf in de rol van Prins Jan op het carnavalsval van de Middenstand. Ook deze avond was al erg druk bezocht. Het jaar daarop volgend dacht ik dan ook weer de Prins te mogen zijn voor de Middenstand. Dus ik had mijn vader gezegd, dat hij die maandagavond voor de vasten maar geen uitvoering moest aannemen, want het bestuur van de R.K. Middenstand zou mij weer wel uitnodigen voor die mooie rol. Maar er was inmiddels een Stichting Carnaval gekomen in Roosendaal. De eerste Prins was toen Driek 1 (Henk van Loon). Ik heb toen een boerenkiel gekocht, want ik was die avond toch vrij en ik heb toen carnaval gevierd op het Middendstandsbal, omdat ik daar ook lid van was. Toen kwam 1959 en op 10 november was ik die avond op Kade 11, boven de winkel waar mijn ouders nog woonden, toen ik werd gebeld,door mijn broer Toon. Die vertelde mij, dat hij bij Lockefeer was op de Markt, in de zaal achter de lunchroom, met het bestuur en de boerenraad op de vergadering voor de dag daarna, 11/11. Hij deelde mij mee dat Henk van Loon juist had meegedeeld dat hij de prinsrol het komende carnaval niet wilde invullen. Hij vroeg aan mij of ik geen goeie prins wist en noemde toen ‘n naam. Maar die was niet geboren in Roosendaal en het moest een geboren Roosendaler zijn. Nadat er nog het een en ander was gezegd, zei mijn broer: ,,Ik weet genoeg’’. Ik legde de telefoon neer en toen zei mijn moeder: ,,Jan ge doeget nie oor, want ge kunt oew vader nie in de steek laten mee z’n cabaret en toneel’’. Daar speelde ik in vele sketchjes enz. Het was een half uur later, toen er weer werd gebeld, en weer voor mij. En toen was het Harry Gremmen die al voorzitter was van die Stichting Carnaval. Die vertelde dat zij allemaal aan de telefoon bij onze Toon hadden meegeluisterd en zei voorts: ,,Jan het is om jou te doen!’’. Ik heb hem toen gezegd dat ik dat niet kon doen om reden dat wij net voor de vastentijd juist heel veel speelden in Noord-Brabant. Toch bleef hij aanhouden en zei op het laatst: ,,Denkt er eens over na, dan komen wij morgenavond om half acht bij je thuis om het antwoord’’.
Ik ben naar huis gegaan en liep vooral de andere dag mee een ei in mijn kont en heb ook niks tegen mijn vrouw Rietje gezegd. De 11de van de 11de om half acht gaat de bel en ik zei tegen mijn vrouw: ,,Ik ga wel even kijken’’. Ik moest twee trappen naar beneden, want ik woonde toen boven de zaak van opa en oma Bleijenberg – de grootouders van Floor – die op die hoek een zaak hadden met kleding. Ik doe de deur open en daar staan drie mannen, te weten Harry Gremmen, Harry van den Bergh en Leo Vleeskens, het dagelijks bestuur van de Stichting Carnaval. Ik nam de heren mee, twee trappen naar boven dus, naar de huiskamer. Mijn vrouw liet zich niet zien en bleef in het keukentje. Ik durfde niks aan te bieden, want dan zou het verkeerd gaan. Harry Gremmen de voorzitter die deed het woord en bleef maar aanhouden dat ik die rol voor het komende carnaval voor Roosendaal toch moest invullen. En een Mol kan geen nee zeggen, dus ik zei ,,Ja’’. En toen zei Harry Gremmen: ,,Dan moet je in boerenkiel komen om half elf, bij lunchroom Lockefeer op Markt 7’’. Ik zei als laatste dat ik er zou zijn, maar ik wilde wel dat er mondeling gestemd ging worden, en …..niemand moest tegen stemmen, anders zou ik het niet doen. Om elf uur elf werd ik in de vergadering gehaald en, met applaus en staande, ontvangen. Toen werd ik gevraagd welke naam ik wilde als prins en ik heb toen gezegd: ,,Ik heet Jan, dus Prins Jan 1 van Roosendaal’’. Later heb ik toen de vergadering toegesproken en gezegd dat ik hoopte dat ik de rol van prins later zou kunnen overgeven aan één stadsprins. Niet wetende dat het elf jaar zou duren voor ik mijn doel verwezelijkt had. Met het motto van de komende carnaval heb ik dit graag eens aan de gehele meute willen vertellen.
Adde Mar Leut et
Jan Mol.