gekreukeld en verfomfaaid ligt hij in zijn vitrine. Getekend door de tand des tijd kijkt hij terug op vele jaren carnaval. Vol trots werd hij door de straten van zijn stad gedragen. Zo ging hij naar het middenstandsbal en naar de Kaai om een bezoek te brengen aan Veestallen. En niet te vergeten, het Witte Rooske. Of bij Jopie en Pierre van ’t Wapen en natuurlijk het Gildenhuis en de Kwakkelkooi. Waar is hij in die jaren niet geweest? In de begin jaren zeulde hij van café tot café om tot in de late uurtjes in het feestgewoel op te gaan. De optocht altijd trouw bekeken en zelfs een enkele keer aan meegedaan. En daar kijkt hij altijd nog met veel plezier op terug.
Het leven van een veldteken gaat niet altijd over rozen, zelfs niet bij ons in Roosendaal, maar hij heeft er wel met volle teugen van genoten. Hij heeft ze zien komen en zien gaan, van plastic tot gips, van metaal tot porselein en niet te vergeten, ook nog van papier. Het eerste jaar heeft hij het feest der feesten als eenling van dichtbij mogen meemaken maar in de jaren erna groeide zijn vriendenkring snel. In ’57 zeulde ze nog met zijn tweeën over de Markt maar een jaar later konden ze al een mini polonaise formeren.
Krijt
In de mindere jaren van de veldtekens raakte men ze aan de straatstenen niet kwijt. Wat niet gezegd kan worden van die van 1960, een veldteken van zacht gips bleek ideaal als krijt en zo raakte men dat jaar letterlijk veel veldtekens kwijt aan de straatstenen. Veel verzamelaars krijgen nog spontaan grijze haren bij de gedachten hoeveel veldtekens op die manier zijn verdwenen. Maar gelukkig hebben een aantal het wel overleefd en konden ook zij zich aansluiten bij de polonaise van veldtekens, steeds verder de jaren zestig in.
1
Porseleinen jaren
De jaren zestig zijn de porseleinen jaren. Klein van stuk, maar o zo mooi. Wat was er al veel veranderd. Vierde hij eerst nog alleen met veldtekens van papier en gips carnaval, vanaf ’61 tot en met ’70 groeiden zijn veldteken-vriendenclub met alleen maar porseleinen vrienden. Mooi maar niet zo stevig. Vandaar ook de uitspraak, ‘zo breekbaar als porselein’. Maar gefeest dat ze hebben, wat waren die jaren zestig mooi.
1
2
De jaren zeventig
En dan breken de jaren zeventig aan. In ’71
vierde men carnaval op grote voet. In dit geval letterlijk. De nieuwe aanwinst was er één van metaal met voeten, zo groot. Daar hielden ze het feest meej goande, zoals het moto van dat jaar ook al vroeg: Ouwet gaonde. Maar ook op een andere manier leefde men op grote voet. Dit jaar was er niet één maar waren er twee nieuwe veldtekens. Het was niet de eerste keer, maar het was wel een trend die tot en met ’75 zou door gaan. Twee soorten, dat was even wennen. Met wie ging hij nu zeulen? Uiteindelijk is hij voornamelijk met de metalen versie op stap geweest. De andere variant zag hij niet zo vaak. En dat geldt ook voor de volgende jaren. De varianten op het officiële veldteken zijn daarom ook echte verzamelaarobjecten geworden.
1
2
3
De Tullepetaon
De jaren zeventig zag hij veel veranderen. De bals werden minder populair en men ging meer en meer carnaval vieren op straat. Verder was men niet langer een Stoepschijter maar een Tullepetaon. Al begin jaren zeventig dook de naam Tullepetaon op, maar hij heeft nog tot ’76 moeten wachten tot het eerste veldteken met een beeltenis van de Tullepetaon. Zie du ’t zitte? Nou, dat zag hij wel zitten. Wat kon die Tullepetaon te keer gaan, zingen en zeulen en dat met zijn kleurrijk verenkleed.
1
Plastic
Daarna kwam de plastic periode, niet de schoonste aller veldtekens maar ieder veldteken is er één en verdiend zijn of haar plaats in de verzameling. Na twee plastic jaren kon hij weer een gipsen veldteken begroeten. Dat jaar ging hij weer met een Tullepetaon op stap. ‘Zet oe eigen in’ was het motto, en dat deden ze. Vanuit de Damstraat via de Molenstraat naar de Markt en weer terug. Het ging zo goed dat ze via ‘wa looput wir’ de jaren tachtig in zeulden.
1
2
Zie ik dubbel?
Maar stop, zag hij dat nu goed, twee verschillend gekleurde veldtekens? ‘Waor slaogut op’ dacht hij nog, maar ach wat maakt het uit welke kleur je hebt, met carnaval zijn we allemaal Tullepetaon. Links het gele, rechts het groene veldteken en zo gingen ze met zijn drieën de hort op.
1
Tweeling
De volgende jaren gingen rap voorbij, het feest begon in de jaren tachtig meer en meer een vaste vorm te krijgen. Zijn feest was volwassen geworden, met veel mooie tradities en een historie om trots op te zijn. En daar was dan opeens ’87, ‘Doeget saome’. Ook dat jaar gingen ze met zijn drieën carnaval vieren. Want feesten doe je niet alleen maar saome. Wat een feest was het dat jaar. Met maar liefst twee Tullepetaonen aan de zwier, dat is dus dubbel zo veel plezier!
1
Waar is d’n tijd
Na weer een plastic jaar geloofde hij er weer in en zo ging hij lachend de jaren negentig in. Wat een feest en dat al aan het begin van de jaren negenting. Stichting Carnaval bestaat 33 jaar. En dat moest gevierd worden. ‘Da wor fééste’. En dat heeft hij ook gedaan. De gehele jaren negentig door. Hij was ‘altijd in beeld’, ‘kreeg veel blommen’ en hij had ’t gelezen’ dat ’t kinderspel’ was. En zo ging hij door tot 2000, de wisseling van een millennium. Een mooi moment om eens stil te staan en terug te kijken op al die jaren carnaval. En bij al die vele mooie herinneringen komt de gedachte al snel terecht bij’ Waor is d’n tijd’. Waar is die toch gebleven…
Groot
De volgende jaren ging het vanzelf, ’t zat allemaal wel gebakken’. Er was een hoop te vieren, het was een mooi sprookje. En zo kwam hij aan bij ’04, ‘Ou’d oew spoor’, dat jaar ging hij op stap met het grootste veldteken ooit, wat een verschil met de kleine porseleinen veldtekens uit de jaren zestig. Maar ondanks het vele gezeul zijn ze nooit ontspoord.
1
2
3
Vitrine
Ook de volgende jaren gaat hij er weer volop tegen aan, hij was ‘D’n emel te rijk’ en had veul leut gehad. Het werd meer en meer een kunst en een sport om nog alle dagen te zeulen. Van Priense Swaree tot aan Aswoensdag wordt na zoveel jaar toch wel zwaar. Nog maar net wist hij zich boven de golven van de zeulzee te houden. Maar ondanks al die jaren was hij nog altijd in de Mart en vloog hij mee naar de sterren. Na een jaartje op zijn sjiek carnaval gevierd te hebben heeft hij voor de leste maal er een nog eens een flink sirrekus van gemaakt. Nu ligt hij in zijn vitrine, ver van het gefeest, maar niet alleen. Samen met de vrienden die hij sinds ’56 heeft gemaakt, kijken ze terug op vele jaren aan mooie herinneringen. Nu is het wachten op Aswoensdag, de dag dat het nieuwste veldteken zich bij de verzameling mag toevoegen. En die heeft dan een jaar de tijd om zijn verhalen en gebeurtenissen met de rest te delen.