Mijn ver’aol
Komt er een brief binnen van de Poorterij. Of ik zin heb om mijn carnavalsgevoel op papier te zetten.
Zin genoeg… Maar mannen en vrouwkes, waar moet ik beginnen?
Bij het begin dan maar?
Jaren ’50. Ik zat als klein jong op een van de allereerste wagens. Verkleed als mini-ooievaar. Welk jaar? Ik zou het niet weten. In het midden stond een paal en daar bovenin zaten pa en ma ooievaar. Wij, de kleintjes, zaten onderin, in nestjes.
Ik had als dochterke van Hotel Hermans (nu het Wapen van Roosendaal) geen schijn van kans om niet van carnaval te houden. Het werd er gewoonweg met de paplepel ingegoten. Achter in de grote zaal van ons café waren de eerste carnavalsbals. En in 1959 kreeg ik daar van ome n’Enk een speelgoedhondje. Ome n’Enk was Henk van Loon van de Végé, die elke week de boodschappen kwam afleveren. In 1959 was hij prins Driek I en in datzelfde jaar ging in de Sovjet Unie de Spoetnik de ruimte in met daarin het hondje Laika. En dus kwam prins Driek ons café binnen met een raket met daarop een pluchen hond. Vanaf dat moment was carnaval een onderdeel van mijn leven.
Jaren ’60. We verhuisden naar de Westrand en ik werd een tiener. Op dinsdagmiddag met de trein naar Bergen op Zoom. Maar niet één keer de optocht daar gezien, want mijn vriendinnen en ik gingen rechtstreeks naar De Ster, dansen en sjansen.
Jaren ’70, student in Antwerpen. Tijdens carnaval naar Roosendaal, met een rits Vlaamse studenten achter me aan. Ze salueerden als we op vrijdagmiddag met de trein de Wenneker passeerden. Op zaterdagavond met Toeternietoe mee naar de Luiten, altijd één van de gezelligste carnavalsbals.
Jaren ’80, getrouwd en werkend bij Van Poll/Brabants Nieuwsblad. Eén keer me laten overhalen om tijdens carnaval te gaan langlaufen in Oostenrijk. Vier dagen de pest in gehad.
Jaren ’90, nieuwe liefde en een huis in de binnenstad. Broer, zus en vrienden met kleine kinderen, eindelijk een goeie smoes om ook naar de kiendermiddag te kunnen.
Jaren ’00, een nieuwe eeuw, maar carnaval is eeuwig. Het Liedjesfestival, de quiz bij Makkeluk Zat, optocht kijken bij de 3W, op zondag met de ondertussen grijze mannekes van Toeternietoe naar cafeekes net over de grens, op maandag het Konsert op het Tongerloplein en op dinsdag nog steeds naar de kiendermiddag en tot slot bonnen opmaken bij de Kwakkelkooi…
Afgelopen jaar zat ik door een stomme valpartij tijdens carnaval in een rolstoel. Maar ik was er wel bij. Mijn manneke en onze vrienden sjouwden me overal mee naartoe.
Inmiddels staat deze Tullepetaon weer stevig op haar pootjes en ik tel alweer af naar 11/11.
Natuurlijk is er in al die jaren veel veranderd, óók in het carnaval. Dat is zeker niet verkeerd, want altijd hetzelfde liedje gaat vervelen.
Bekende Tullepetaonen zijn gestorven. Maar gelukkig komen er ook steeds weer bij. Glimmende smoeltjes vol schmink en net als ik in de jaren ’50, mee veul leut achter de priens aon.
Da’s mijn ver’aol,
Jeannine Hermans
As oe ver’aol nie vor alle Tullepetaone waor bestemd, mar allenig vor de Poorterij van Tullepetaonestad, stuur dan een meel naor info@depoorters.nl