Hallo hooggewaardeerde poortwachters van Tulpetaonestad.
U hebt mij gevraagd om een historisch stukje over carnaval te schrijven. Ik voelde me zeer vereerd. Als abonnementhouder op dit jaarlijkse leutfeest, maak ik veel leuke dingen mee. We vieren feest,verkleden ons en is het altijd gezellig onder de tulpetaonen.
Mijn mooiste en leutigste carnaval was die van 2008 met als motto T’is wir sport. In dit jaar zijn enkele dromen uitgekomen. Het leek een gewoon jaar te worden. Ik had van een paar oude bullen weer een mooi pakske in elkaar gezet. Ik had een judopak aan, halve bal en een clownspruik op mijn hoofd.
De optocht was weer leutig en gezellig, maar vooral ook weer mooi. De carnavals mis was wederom ook weer leutig en gezellig. Met Pastoor Fons van Hees die de kerk net als elk jaar weer uit volle borst liet mee zingen. Wat later op de dag was er de ottobusrellie. Wij zaten in de bus van busboer Gé Nollen. Dit was een zeer geslaagde ottobusrellie.
Maar toen ik maandagmiddag op de kiendermiddag mijn tekening had ingeleverd. Werd mijn vader en moeder s’avonds op gebeld dat ik met het drietal mocht gaan ontbijten in Hotel Centraal.
Dus werd ik op dinsdagochtend weggebracht naar het Hotel. Tijdens het ontbijt zat ik naast de bewaker van de leut in Tulpetaonestad: Sjampetter. Die middag was ook de kinderoptocht en het toneelstukje van het drietal. We moesten voor dit toneelstukje een spandoek maken met de naam van de Nar, d’ Oogheid of de Sjampetter. Ook die middag was de kinderoptocht. Ik deed mee met die optocht. We hadden van oude verfblikken een drumstel gemaakt met daarop allerlei logo’s van voetbalclubs uit de eredivisie.
’s Avonds was het feest compleet. En ik mocht voor het eerst mee naar de afscheidsavond. Deze carnaval was al geslaagd voordat d’ Oogheid zijn praatje begon bij dun Tulpetaon. Toen we met zijn alle bij dun Tulpetaon stonden, deed d’ Oogheid nog een afscheidswoordje. Tijdens dat afscheidswoordje liet ik mijn spandoek zijn met daarop Prins Olav I, daardoor moest hij weer even zoeken waar hij geweest was met zijn woordje. Na het woordje liepen we met zijn allen naar het stadhuis. Toen ging hij de veren ging uitreiken. Begon hij een verhaal over een brakske met een bal op zijn kop, die vanochtend ook aan het ontbijt zat en waar hij dit jaar niet omheen kon. En toen riep hij mijn naam. Dus mocht ik mijn veer op gaan halen. Daarna gooide hij er nog een het publiek in voor alle tulpetaonen en ………. Die ving mijn moeder.
Dit was mijn verhaal
Houdoe & Bedankt
Floris Smits
As oe ver’aol nie vor alle Tullepetaone waor bestemd, mar allenig vor de Poorterij van Tullepetaonestad, stuur dan een meel naor info@depoorters.nl