De véére van dun ‘Oogheid.
“Echt waar, jong, mar da’s toch gekkewerk”. Achterin, op een zompig plekje van een klein bruin cafeeke stonden twee mannen het zwaar uit te leggen. Heftig gesticulerend , waarbij lichaamstaal en gelaatsuitdrukkingen het belang van dit uiterst interessante onderwerp onderstreepten. “Da kan ik wèl en dà doenk ok.”.
Ik ga u het buitengewone verhaal vertellen van ‘Enk, de kippenfokker van de Gastelseweg, tullepetaon in hart en nieren. Hij was het die in gesprek verzeilde met onze ‘Oogheid , op een bijzonder moment tijdens de ‘Oogtijdaoge.
De crisis hield maar aan en dat werd niet alleen gevoeld door het volk , maar ook door onze Prins. En net als iedereen, lette hij de laatste jaren op de kleintjes. Het moest hem van het hart dat hij elke jaar, bij de sluiting, weliswaar met tranen in de ogen, afscheid moest nemen. Het meest controversiële moment was wel het uitreiken van de veren. Dit ceremonieel, in de volksmond ‘het verenspel” genoemd, gaf hem enerzijds een warm gevoel omdat hij diverse Tulletaone hèt moment van hun leven gaf, door hen in het zonnetje te zetten en hen een veer te schenken(1). Anderzijds raakte hij daardoor steeds meer uitgekleed, om tenslotte ‘kaolgeplukt’ in de donkerte van aswoensdag te verdwijnen.
Was daar dan geen winst te halen ? De veren op de steek van de ‘Oogheid vertegenwoordigden een vermogen(2) en om dat zomaar weg te geven. De laatste jaren werden ze zelfs zomaar ‘de mart over gesmééte’.
“Mar waor komme die véére dan vandaon, van welk beest kunde die plukke?”(3) vroeg onze ‘Enk bedachtzaam. Zo stelde hij nog veel meer vragen aan ‘òònze ‘Oogheid’ en toog later de avond, met zowel een goed stuk in de kraag als een snood plan, richting huis.
De volgende morgen zat hij al vroeg achter zijn PC en bestelde bij de Praxis een karrenvracht aan hout, gaas, spijkers.
Zijn stoute plan was om een volière te gaan bouwen, die ruimte bood aan een haan en een paar hennen van de koningsfazant (4). Zwoegend, zwetend en sjouwend kreeg hij het voor elkaar en hij bouwde binnen enkele dagen een professioneel onderkomen dat zelfs ‘mee wiendkracht acht, gin kriemp gaaf’.
En Enk ging stug verder. “Nou nog van die beesten zien te vinden”, riep hij vanachter uit de hof. Achter z’n PC kwam hij er al snel achter. Hij pakte de fiets en reed op z’n gemak naar de bocht in de Gastelseweg en net na De Ram, parkeerde hij zijn gerij tegen de voorgevel van Ni Hao, de kleinste Chinees van Roosendaal.
Het was best druk en hij wachtte rustig zijn buurt af. Na een klein kwartiertje, keek een vriendelijk ‘vrouwke’ hem aan en zei: “U mag het zegge !!”. Enk was goed voorbereid, keek de jonge dame recht in haar ogen en sprak rustig de afgewogen woorden: “Ik zou graag een bijzondere vogel bij u bestellen. Tis gin kip en ok ginne n’aon “ En vanachter uit de keuken werd er in koor geroepen “Maal ut is een Tullepetaon”.
“Nee, meneer, wij hebben geen gerecht(5) met Tullepetaon, maar wel ……”
“Neije, neije, neije, luistert. Laot mijn uitpraote. Ik wil dat jullie voor mijn ne n’aon van de Koningsfazaant bestelle, want die emme ze bij jullie thuis, daor in China. En ok nog un stuk of drie stevige ‘enne. Vor de kweek. Ut maokt nie uit wadut kost. Ik kom ze volgende week wel op’aole”.
De medewerkster zocht zich een ongeluk op de spijskaart, maar kon natuurlijk niets vinden. Ondertussen was de rij achter Enk al en stuk langer geworden en klonk er gemompel. “Schiet eens op, aanders motte mar naor de frietkaar gaon”.
Het meisje kreeg het steeds benauwder, maar Enk was onverstoorbaar en wachtte geduldig op de bevestiging van zijn bestelling. Het werd nu wel rumoerig in de wachtruimte en de tweede in rij tikte Enk op z’n schouder en vroeg hem op te schieten want ‘ij klapte van dun ‘onger’. En dat tikje…… u raadt het al, mondde uit tot nog net geen heuse knokpartij, want zo zit Enk niet in elkaar. Maar wel tot een hele pittige discussie.
Om een lang verhaal kort te maken. Na een half uur zat Enk met de baas van de Chinees ‘boven dun zaok’ aan een liter saké, flink zaken te doen. En u gelooft het of niet, de bestelling werd genoteerd en zeer tevreden toog onze kippenfokker naar huis.
De week erna las hij iets heel bijzonders in de Kwakkelkraant uit de jaren 80 (6)
Dat verhaal moedigde hem des te meer aan om door te gaan met zijn project. Zeker toen hij op de Markt een gesprek tussen twee oud ‘Oogheden opving (7+8).
Eindelijk het verlossende telefoontje. “Meneer, ze zijn d’r.” Binnen enkele minuten aanschouwde Enk een doos volgeplakt mee Chinese stickers, een paar gaten en ‘mee un Chinees touwke’ d’rond.
En de doos bewoog en ‘nie zo’n klein bietje ok; om bang van te worre’. Maar onze Enk is ‘vor niks nie bang’ en zeker niet voor pluimvee. Hij pakte de doos op, deed hem onder de snelbinders en draaide zijn fiets richting huis en gaf volle sjas richting het spoor. “Op naor ‘uis aon” riep hij blij.
In de doos werd het rustig. De haan en zijn drie gemalinnen hadden tijdens hun reis al veel meegemaakt in hun betrekkelijk korte leven, maar achterop een fiets hadden ze nog nooit gezeten. Ze werden er zenuwachtig van en scheten binnen de kortste keren de hele bodem vol met (9) derrie en voordat Enk de Heilig Hartkerk passeerde begon de lijm los te laten en werd het karton zo zacht dat de dikste hen er met haar linkerpoot doorzakte. Niet lang daarna pikte hen twee en drie zich een weg naar buiten en net voordat Enk thuis was, hoorde hij de lange staartveren van ‘dun ouwe’ klepperen tegen ‘de spééke van zun achterwiel’. Volop de remmen, vloekend, maar net op tijd achter de poort, kon hij zijn gelukkig nog levende en verbouwereerde have veilig stellen in ‘ut schuurke’. “Mission mekaant accomplished” zuchtte onze opgeluchte transporteur .
De fazant en zijn hennen hadden het goed, heel goed(10) en Enk is een kenner. Ze kwamen bij hem niets te kort (11) En zowaar, daar waar de liefde voor de hobby tiert, zowaar, zo tegen ‘dun Paose’ zag Enk in een klein kuiltje achter het rodondenderronnetje een eerste ei (12). En binnen een maand brak Enk bijna “zun póóte” over de eieren, maar liefst 47 in totaal. Wat een feest, wat een succes en …. wat een tijd (13)
Een drukte van jewelste in de achtertuin van Enk. Het werd tijd dat Enk zijn pluimvee van een ring voorzag. Met een groot schepnet waagde hij zich in de volière, maar ‘die beeste kééke zo aorig ut d’r óóge’ dat hij bij zichzelf een ‘umheimisch gefühl’ bespeurde. Nou, dat gevoel bleek te kloppen, want na anderhalf uur zat Enk onder de blauwe plekken, duizenden krassen en de stront. Z’n jas was onherkenbaar, z’n netje kon in de container van het restafval en Enk ‘waar zo moei as ne n’ond’. Trouwens hij had nog hulp gevraagd aan z’n hond maar die durfde nog niet in de buurt van de kooi te komen. Maar het was gelukt, de andere drie zou het wel een andere keer ringen. Maar de haan had hij te pakken gehad. Of was het andersom ?
Het werd zomer(14), herfst en dat beloofde veel goeds. De volière barstte van de levendigheid. Het plan was gelukt, alleen de veren moesten nog worden geplukt. En Enk begon daar eigenlijk liever niet aan. Zijn doktersrekening was na het ringen in de papieren gaan lopen. Trouwens hij mocht er niet eens aan beginnen van zijn vrouw. En daar zat hij nu. Meej zun aande in ut ‘aor” belde hij ‘dun ‘Oogheid’.
En zoals het een Hoogheid betaamt, kwam die al snel met een oplossing. Nou ja, snel. Hij had eerst aan een stuk of vijfentwintig boerenraadsleden gevraagd om die veren “te plukke”, maar die hadden toevallig allemaal net iets te doen. En toen, ineens…….
Op zaterdagochtend kwam de Hoogheid, zijn nieuwe narreke en de Sjampetter achter gewandeld aan de Gastelseweg. Vol goede moed, maar toch ook een beetje zenuwachtig. Ze hadden een kleine kistje bij zich en togen richting de volière. Enk deed de deur van de kooi open en ‘dun ‘Oogheid’ de deur van het kistje.
Op dat moment stak al het gevogelte de neus in de lucht en keek daarna in de richting van het kistje, recht het donkere gat in. Algehele aandacht, doodse stilte……………
Daar stapte zelfverzekerd, kogelrond, en ‘vor dun dúúvel nie bang’ een fraaie tullepetaon van het vrouwelijke geslacht naar buiten. Ze overzag de kooi, haalde haar eigenwijze neus op, liet me daar ‘ne schrèèt en ne schrééuw’ die ‘ge tot in oew vullinge van oew táánde kon voele’ en draaide onfatsoenlijk ‘durre kont’ naar de hele club. Alles wat veren droeg, was van slag, stond genageld aan de grond en………
Dat duurde een halve minuut. Daarna brak de hel los. Zowel binnen als buiten de kooi raakte iedereen in paniek. Behalve Enk en onze Hoogheid. “Oplette nou, Enk” zei de prins en toen gebeurde het. De mannetjesfazant, de baas van de club, stond doodstil. Hij was helemaal van de kaart, smoorverliefd stond nog steeds genageld aan de grond. Hij leek niet alleen in trance, gehypnotiseerd, hij was het gewoon.
Dit was het moment. Nu stapten Enk en de Hoogheid naar binnen. Enk liep op z’n verliefde fokfazant af en snokte de veren ‘uit zunne stèèrt’. En de Hoogheid riep “Tok , tok , kom, we gaon dees jaor mee carnaval een eige feestje bouwe, da kan toch goed da witte, da ziede gij wel zitte”.
Binnen de kortste keren zat de Tulepetaon weer in ‘zun ‘okske’, Enk overhandigde de veren aan de prins en de rest van het verhaal gaan we ook weer in 2015 meemaken. Zo kende gij dit ver’aol van ‘véére van dun ‘Oogheid’(15) (16).
1 Iemand een veer op de hoed steken, op de muts steken. Iemand een veer in de broek/kont steken zijn spreekwoorden die willen zeggen dat iemand zijn werk goed heeft gedaan, je geeft hem/haar zodoende een compliment
2 De prijzen van deze veren variëren van €32,- (lengte van 100-110 cm) tot prijzen van ver boven de €70,- (lengte van 160 cm) En dat per stuk.
3 De veren op de steek van onze ‘Oogheid komen van de Koningsfazant (Syrmaticus reevesii). Een fazant die oorspronkelijk uit Centraal en Noord-Oost China komt. Men schat de populatie momenteel op 5.000 tot 10.000 exemplaren en zijn daar als zeldzaam bestempeld Ze zijn ook uitgezet in Frankrijk, Tsjechië, Groot Brittannie en Hawai voor de jacht en dus voor de consumptie. Ze worden, dus gewoon ‘opgevrèète’. Nu maar hopen dat de Chinezen ze daar met rust laten. (zie ook item 5)
4 Om deze fazant (fam. Van de langstaartigen) een goed onderkomen te geven moet er een kooi gebouwd worden van minstens 10 m2 met een hoogte van 2 meter. Ze vliegen graag loodrecht omhoog dus de bovenkant kan het beste worden afgewerkt met een stevig net. Hoe ruimer de kooi, hoe groter de kans dat de veren tot volle wasdom komen en niet beschadigd raken.
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
5 De fazanten kunnen wel 4 kilo zwaar worden. Een bout die niet te versmaden is. De eieren ( Legsel: 15 – 20 eieren, crème tot lichtgroen van kleur. Er wordt meestal om de dag gelegd. De eieren zijn ook prima voor consumptie.
6 Onder de ‘titel’ DE VEREN VAN DRÉ zijn herinneringen over dit item:
In het eerste jaar van mijn Prins-zijn bezochten we héél veel wijkbals. De Kluppels (uit de Kroeven) hielden dat in Huis ten Halve. Bij het betreden van het café (zo ging dat vroeger: eerst de kastelein begroeten, daarna naar de zaal) werden Geert van Nassau (mijn adjudant) en ik opgehouden door een stel opgeschoten brakken. Mee dat ik me naar hen omdraai, komen mijn 5 veren terecht in de ventilator die boven de cafédeur in het klapraam zat. Na slechts één omwenteling waren de 5 prachtige veren gereduceerd tot “jachthoedpluimpjes”. Schade om en nabij de fl. 400,00. Ook daarin bleek ik een ‘dure prins’ te zijn. Geert van Nassau zorgde altijd voor ‘reserve-veren’ (die hij uit voorraad kon leveren, omdat hij alle jaren als adjudant zo’n veer kreeg. (bij Guust, bij Ward, bij Jan??)
Ik heb alle jaren 5 veren op mijn steek gehad, bijeengebonden met een simpel elastiekje en tijdens de sluiting uitgedeeld. Meestal aan mijn adjudant, nar, voorzitter van de stichting, iemand uit het publiek en ‘ons’ Rina.
Mijn veren ‘pimpte’ ik zelf op, door ze met mijn linkerhand bij de pennen vast te houden en in één haal door mijn andere hand te ‘vegen’.
In mijn tijd was het een gewild object en werd er bij bals en officiële bezoeken voortdurend aan getrokken. Adjudant Geert kon daar duivels over worden. Pak, steek en veren waren ‘heilige relikwieën voor hem!
7 Onder de ‘titel’ DE VEREN VAN RUUD zijn herinneringen over dit item:
De allereerste veer, die ik heb weggegeven aan Yvonne, staat nog steeds bij mij thuis (dinsdag 15 februari 1994)
In mijn tijd was het gebruikelijk vanaf het Priense Swaree 3 veren, vanaf vrijdag (de ‘Oogtijdaoge) 5 veren op de steek te zetten. Carlo Korlthof sponsorde vaak de veren en is hiervoor ook wel eens mee geweest naar Korschenbroich. De Duitse plaats waar het prinsenpak al decennia lang wordt gemaakt en waar ook de veren te verkrijgen zijn
Wijs geworden door de capriolen van Dré werden de veren vaak uit voorzorg door chauffeur Piet van de steek genomen.
Bij een bezoek aan een bal op de commandokazerne (op speciaal en aandringend verzoek van wijlen Jan Tak) was het een ‘sport’ voor de daar aanwezige (aangeschoten) commando’s om met plastic knotsen de steek van ‘dieje ‘Oogheid in z’n maillot’ in het voorbijgaan van z’n hoofd te slaan of de veren uit de steek te trekken.
Volgens mij is in mijn tijd het idee ontstaan ‘iets’ aan de punt van de veer te prikken/binden, zodat die wat verder het publiek in kon worden gegooid. Mijn eerste veren kwamen inderdaad niet zo ver.
De traditie van het weggeven van de veren: Sjampetter, nar, iemand van SCR, vrouw/kind, publiek werd m.i. vroeger meer gedicteerd en is later meer eigen keus geworden
In de loop van de tijd, ná mijn prins zijn, heb ik afscheid moeten nemen van een aantal zeer dierbaren, in of dichtbij de carnaval. Ik heb veren moeten laten vallen ! Met respect voor alle andere overleden vrienden en dierbaren zijn er voor mij vijf Tullepetaonen erg bepalend geweest: Yvonne, Jan Tak, d’n Pirrus, Geert Verstraten, Frans van de Groen.
8 Onder de ‘titel’ DE VEREN VAN RIK zijn herinneringen over dit item:
De eerste anekdote komt uit 2000. In het eerste jaar bezocht ik met RAC en SCR het ziekenhuis. Patiënten kunnen aangeven of zij een bezoek wensen. Ik kwam bij een oude man, van wie verteld werd dat hij blind was en niet lang meer te leven had. Hij was desalniettemin in een beste stemming en stelde mij de kritische vraag: “Ja, iedereen kan wel zèège dat de priens aon mijn bed staot, ik zien toch niks”. Op dat moment besloot ik de veren van mijn steek te halen. Ik stopte ze in zijn handen, het gezicht van de man betrok en in enkele seconden zag je a.h.w. een carnavalsverhaal zonder woorden maar vol van emotie voorbijtrekken. Lachen en huilen wisselden elkaar af, net als het leven zelf. Met tranen in de ogen moesten we afscheid nemen.
Het eerste jaar dwarrelden mijn veer tijdens het verenspel tegen de gevel, achter de dranghekken en dus onbereikbaar voor de gretige menigte. Het jaar daarop werden er telkens drie veren aan het volk gegeven. Het was lekker gooien; een veer met daaraan vastgebonden een zak snoep (w’emme wa te 44), een aardappel (ut zit gebakke), een appel (as un sprookje) en tot slot werden vanaf een hoogwerker duizenden kleine veertjes uitgestrooid over de markt.
In 2000 ontving ik tijdens het Lucasmaal van RAC een klein veertje. Dat veertje werd bij de andere veren gestoken en tijdens de sluiting uitgereikt aan een jong Tullepetaontje ‘die um aar verdiend’. Zoals eerder vermeld, ontfermde chauffeur Piet zich over de veren en met water en een bepaalde ‘touch’ zorgde hij dat ze er elke keer weer schitterend en toonbaar waren. De omstanders genoten of verfoeiden het gekriebel van de veren als ze toevallig achter dun ‘Oogheid stonden en steeds gestreeld of belaagd werden door de verentooi.
9 Hoe hun uitwerpselen eruit zien, rúúke of smaoke is bij de auteur niet bekend. Wel dat ze zijn samengesteld uit niet alleen afgewerkte zaden, bessen en jonge groene scheuten, maar ook insecten .
10 De fazanten kunnen goed tegen het Nederlands klimaat, ze zijn niet vorstgevoelig. Koningsfazanten leven in de bergwouden, met rododendron, bamboe, coniferen of gemengde bossen, op hoogten tussen de 300 m tot 2000 m.
11 Voedsel
Meest gebruikte voedingsmiddelen in de praktijk bv. 70% totaalvoeder korrel met normaal
eiwitgehalte voor Sierhoenders, 10% gras/groente, 20% granen of tortelduivenvoer:
groeiend dier:
- 0-4 weken Opfokkruimel
- 1–4 maanden: Opfokkorrel
volwassen dier: Totaalvoeder onderhouds- of basis korrel
broedtijd: Totaalvoeder foktoom- of productiekorrel, dan geen of weinig granen voeren.
Voedsel afgeschermd aanbieden. Altijd vers drinkwater beschikbaar.
12 Grondbroeder, nest in kuiltje in de bodem.
Legsel: ongeveer 15 eieren, crème tot lichtgroen van kleur. Er wordt meestal om de dag gelegd.
Broedduur: 24-25 dagen, alleen de hen broedt.
De fazanten zijn in deze tijd erg agressief.
13 De fazanten zijn in deze tijd erg agressief in tegenstelling tot hun schuwe karakter. Zelfs tegen hun verzorger
14 Levensverwachting 10-15 jaar Rui verliezen ze de veren. (2 meter 40 record) De kuikens zien er eender uit als de andere kuikens van langstaartfazanten.
Jongen dieren komen het eerste jaar reeds volledig op kleur.
Wanneer bij natuurbroed de eieren uitkomen is het beter om geen andere vogels in dezelfde volière te laten. Het zijn tamelijk agressieve kuikens die nagenoeg niet samen met andere fazantenkuikens kunnen worden opgefokt.
Soms neemt de haan wel deel aan het groot brengen van de kuikens en verdedigt de jongen.
Ook lukt het over het algemeen vrij gemakkelijk om de eieren in een broedmachine uit te broeden.
Het opfokken gaat niet altijd even gemakkelijk omdat de kuikens nogal onrustig zijn.
Soms hebben de kuikens de nare eigenschap dat zij elkaar tot bloedens toe pikken.
Dit pikken begint dan altijd wanneer de jeugd staartveren verwisselt worden voor de originele staartveren. In de schachten van deze veren zit tamelijk veel bloed hetgeen ze blijkbaar lekker vinden.
Wanneer eenmaal een kuiken de smaak van het veren pikken te pakken heeft, is de enige manier om dit te stoppen het plaatsen van een neuskapje. Het neuskapje kan weer verwijdert worden wanneer de staartveren voldoende zijn uitgegroeid.
Het voordeel bij natuurbroed is dat door de ouder vogels opgevoede kuikens zelden of nooit elkaar de veren uitpikken, omdat zulk ongewenst gedrag door de ouder(s) gecorrigeerd zal worden.
Ook het leren eten en vliegen wordt voorgedaan.
Op een leeftijd van twee of drie maanden wordt het verschil tussen een haantje en een hennetje reeds zichtbaar door het doorkomen van de kleurveren. Tijdens de rui verzamelde staartveren van de Koningsfazant haan worden vaak in de kroon van koning carnaval verwerkt.
15 De hoogheid draagt 5 veren op zijn steek.
Alleen tijdens de periode van Mart en Ruud droegen deze prinsen de 5 veren tijdens de 4 hoogtijdagen. De tijd ervoor droegen zij er drie.
Vanaf 2000, periode Rik, werd het kleine veertje van RAC toegevoegd
16 Agge en adde mar leut ed.
As oe ver’aol nie vor alle Tullepetaone waor bestemd, mar allenig vor de Poorterij van Tullepetaonestad, stuur dan een meel naor info@depoorters.nl