Poorters verhaal: Installatie Boerenraad
Omhuld door mystiek, met wierook vertroebeld en in het diepste geheim wordt 11-11, dé opening van de carnavals periode, ingeluid op een geheime locatie.
Voordat dé Tullepetaon kan worden wakker gemaakt om samen met alle Tullepetaone de carnavals periode in te luiden komt een geheim genootschap bijeen. Het zijn gewoon mensen, leden van een comité die in een kale, slechts sober uitziende, blauwe kiel bij elkaar samen gaan zitten. Het uiterst select gezelschap laat nauwelijks anderen toe. De geheimzinnigheid rondom deze eerste bijeenkomst is die van een gezworen trouw, trouw aan de carnavalsperiode. En zo geheim de locatie is, zo diep zijn de geheimen van wat daar besproken wordt. De uitingen van trouw, vlijt, volharding en toewijding zijn diep verankerd in de genen van de aanwezigen. Uit hun midden ontwaken die avond boeren, ere-boeren, kwakkelboeren, een sjampetter, een nar en een Prins, “D’n ‘Oog’eid”.
Op de donkere avond die 11-11 is, druppelen de carnavalsfeuten een voor een binnen op een geheime plaats in Tullepetaonestad. Ze heten elkaar altijd welkom, maar weten nog niet wie welke rol zal ontvangen als de beëdiging heeft plaatsgevonden. Tijdens het zitten worden de blauwe, kale en kille kielen aangetrokken. Gewassen en gestreken overdekt het blauwe habijt de drager van schouder tot knieën. Als de elfde minuut heeft geslagen is het moment daar, gezichten vol eerbied den spanning, kijkend naar de kanselarij, het sprekersgestoelte.
Het geheimgenootschap wordt voorgegaan door hun praeses, de voorzittervan de Stichtin Carnaval Roosendaal, die gelijk de ere-praeses vraagt hun voor te gaan in lofzang. Een gezang over Roosendaal, een stadje van weleer. De tekst is allen bekend, de taal die gesproken wordt klinkt plat, heeft prachtige karakteristieke klanken en wordt vrijwillig aangedikt. “Daar is de hemel hier niet boven maar beneden” klinkt het door het donkere en rokerige zaaltje.
Hierna volgt een protocollaire vergadering, met een woordje vooraf van de erevoorzitter en voorzitter en leden van het bestuurde Stichting Carnaval Roosendaal, die het heeft behaagd een woordje van welkom te brengen. Hierna haalt de voorzitter zijn hand op en doet alle aanwezigen die gaan verkleuren tot Boer, hun heilige relikwieën en kleding.
Allereerst vraagt de voorzitter voor het omdoen van de pelerine, schouder deken van het officiële kostuum, met een oranje bies, als teken van de verbondenheid met het aloude oranjecomité. Na het eendrachtig gezwaai naar de achterkant van vele nekken, voor het omdoen en dichtknopen van de pelerine, komt een prachtig veldteken tevoorschijn die sierlijk wordt omgedaan. Het jaarlijks nieuwe veldteken wordt op deze avond voor het eerst geopenbaard. Oranje of witte doeken worden gezwaaid, vouwen en opgeslagen tot een das, met embleem van het genootschap achterop in het hoekje van deze das. Naar achter toe geslagen en gedragen, van voren vastgemaakt met een uniek verguld bronzen insigne als dashouder. Deze wordt strak en ferm naar boven toe opgetrokken, zodat deze niet zal loslaten.
Als alles hangt kan de zwarte klak op het hoofd. Sierlijk gaan de meest olijke of modieuze hoofddeksels op de Boeren koppies, wat meteen gezien wordt als de volmaking van het boer zijn. De voorzitter gebied het sluitstuk aan te doen, als teken van het Brabantse bont. De prachtige sjaals gaan om de nek. Lange sjaals en korte, kleine strepen, dikke strepen, veel rood of meer wit. Elke sjaal is uniek. De volmaking van deze sjaals is een ander geheim genootschap van dames die deze prachtige sjaals zelf breien. Handgemaakte Brabantse sjaals, die het tenue volmaken. De Boeren zijn geïnstalleerd.
Er valt een ware stilte in de nog altijd kleine ruimte.
Hierna wordt door de voorzitter genoemd de naam van diegene die door het bestuur wordt gevraagd om Sjampetter te zijn, vanaf die dag tot aan de Vastenavond, bent u bereid het leutfeest van Tullepetaonestad te behouden en te waken over gans het feest, de regels en haar gebruiken. De wetten van de Carnaval liggen in uw handen wanneer je deze accepteert. Bij het aannemen van de hoed en stok aanvaard de gekozenen het ambt van Sjampetter en brengt zijn woorden over aan de al geïnstalleerde Boerenraad. Als dienaar van Tullepetaonestad kan het leutfeest worden bewaakt.
Wederom wordt er een naam geroepen. Wilt diegene die de leut in het feest kan brengen, de streken kan uithalen, de gein kan vertegenwoordigen, het ambt van Nar aanvaarden en zorgen dat het feest onbezonnen kan zijn. Aanvaard gij de taak om voor alle kinderen van Tullepetaonestad een figuur te zijn waarom zij worden geïntroduceerd met het carnaval en ons feest. Doet gij dit met uw 11-geboden, om de leer van het Carnaval uit te dragen. Wanneer de kap en staf aan aangereikt, nodigt de nieuwe Nar alle Boeren uit om samen de nieuwe 11-geboden voor het nieuwe feest te aanhoren. Zowaar de wetten van het feest zijn geborgd, is de confetti aan het smaken pallet toegevoegd.
Aanschouw, hoor het geroffel. Spanning in de zaal. Wie zal voorgaan in het feest der feesten. Wie zal heersen over ons carnavaleske rijk, met de leut en de wet aan zijn zijde. Bij het uitroepen van zijn naam, of hij aanvaard dit hoge geëerde ambt te bekleden, joelt en applaudisseert de zaal. Als hij accepteert hebben we een nieuwe prins, klinkt het verwachtingsvol. Na de aanvaarding bij het aannemen van de steek en staf, is er een nieuwe voorganger in het feest. De voorzitter van de Stichting neemt afstand van het sprekers gestoelte door aan te geven dat vanaf nu alle ceremoniële taken berusten in de zojuist aangewezen ‘Oog’eid van Tullepetaonestad.
Slechts het voorzitter van de vergaderingen van de Boerenraad behoren nog tot zijn taken die moeten worden vervuld. Er is een nieuwe voorganger!
Alvorens de nieuwe Prins het woord kan nemen, dienen er zich protocollair een aantal zenuwachtige Boeren en Asspirant-boeren aan.
Het eventueel verkiezen van een ere-boer gaat voor. Voor op alle benoeming die op ons wachten. Met het omdoen van een zwarte pelerine met gele bies en gele das, worden de Ere-boeren geïnstalleerd.
Zij zijn het die de eer verdienen om bij het feest betrokken te blijven in het geheime genootschap wat zojuist de Boerenraad is gaan heten. De Ere-boeren voorzitter neemt hierbij het woord. Vol overgave en energie zijn dez emensen die het feest altijd hebben gedragen. Zij ondersteunen die diegene die de schouders onder het feest moeten zetten. Zonder inspanningen van al die aanwezigen, zou de Tullepetaon niet wakker gemaakt hoeven te worden. Maar in slapend ten elfde uren stil zijn blijven staan.
Onrustig en wiebelend van ongeduld buigt de Prins zich richting de aspirant-boeren. ” Zo, wilt u een kwakkelboertje zijn”? Worden de zenuwen doorbroken. Na de een voor een te hebben afgeroepen lopen de aangewezenen naar voren. Ze kneileen neer voor de Prins die hen officieel de witte das en verguld bronzen dashouder omdoet. Zeer vereerd en bewondering wordt heb door de Sjampetter het veldteken omgedaan. ARSUS klint de donderde stem van de Sjampetter door de zaal. Alle boeren plaatsen hun duim rechts op hun voorhoofd, met drie vingers gebald en de pink omhoog. Taaadaa…. Taadaaaa… Taadaaa wordt vanuit de zaal zahct meegeneuriet richting de geïnstalleerde Kwakkelboer. Zo worden ze allemaal een voor een geïnstalleerd, waarop de kersverse Kwakkelboeren met de rug gaan staan naar de Prins. Dat is geen oneerbiedig gebaar, nee per oude traditie worden aspirant Boeren de Boerenraad ingeschopt. Een voor buigen ze de kont iets naar achteren en krijgen met een beetje ongeluk een ferme schop van de nieuwe ‘Oog’eid. Waarna een gelach en applaus opstijgt uit de nieuwe Boerenraad.
De Prins rest nu alleen nog het laten verkleuren van de dassen van Kwakkelboeren die na twee jaar zij uitverkoren om de witte omgeslagen das te vervangen voor een oranje kleur. Zeer behoedzaam gaat de witte das van de nek en zachtjes brengt de Prins de oranje doek om de schouders, en sluit met het ferm omhoog trekken van de dashouder. Als deze zit, klinkt weer een overweldigend ARSES, waarop de aanwezigen hetzelfde handgebaar maken als zojuist. Na de laatste van de witte dassen is verkleurd, volgt de Prins snel de voorzitter op aan het gestoelte.
De zaal is onrustig, de Boerenraad is nu compleet. De Boerenraad is klaar, het Carnaval kan beginnen. 11-11 kan zijn ontwaking gaan beleven met de Tullepetaon.
Langzaam gebied de Prins obers om champagne, het moment is daar, het moment waarop we gaan toasten op onze ontwaking. Woord voor woord luisteren de aanwezigen aandachtig naar de Prins die ontluikt wat hij voor ons in petto heeft. Langzaam neemt hij ons mee in een oproep samen de Tullepetaon te gaan ontwaken met lofzang en warmte. Er is een motto, een teken, een Boerenraad, een Sjampetter, Nar en Prins. Laten we vanaf vandaag een liedje kiezen, waarmee we deze carnaval kunnen bezegelen.
Langzaam trekt een stoet naar buiten, om vanuit alle straten, pleinen en langs alle cafés de Tullepetaone mee te nemen naar de Markt, om onze Tullepetaon wakker te gaan maken.
Het is hoogtijd!